Een moment schoot het door mijn hoofd heen dat ik ook gewoon kon zeggen dat het toch niks voor mij was en dat ik de deur uit kon gaan en nooit meer terug hoefde te komen. Dat zou duidelijk de makkelijkste weg zijn. Maar iets in mij was vastberaden genoeg om naar voren te lopen en mijn pitch dan toch maar gewoon over honden te doen. Dus daar ging ik dan. Ik stond op en voelde alles duizelen. Het was alsof ik er niet echt meer bij was met mijn hoofd. Alsof ik in een rare droom was beland en ik elk moment zwetend wakker kon worden. Mijn keel voelde zo ruw als schuurpapier en ik wist niet of er wel geluid uit zou komen. Ik schraapte een keer mijn keel en toen begon ik met mijn pitch.
Een minuut had ik gepraat over hoe leuk honden wel niet waren, over dat ze zulke goede vrienden waren en dat ze zoveel gezelligheid met zich mee brachten. Dat ze leuker waren dan katten omdat ze helemaal op jou gericht zijn en ik weet niet eens meer precies wat ik verder verteld had. Ik kon mezelf wel voor mijn kop slaan bij het idee dat ik die onzin allemaal uitgekraamd had, maar er was niks meer aan te doen. Met grote passen liep ik weer terug naar mijn stoel. Ik voelde mijn wangen gloeien en zag al voor me hoe ik daar heb gestaan met rode vlekken van de zenuwen in mijn gezicht. Opgelucht haalde ik adem bij het idee dat ik de pitch achter de rug had.
Menno gaf aan dat hij even ging overleggen en zo terug zou komen met de uitslag. Het leek uren te duren voordat de deur weer openging en Menno vrolijk binnen kwam lopen.
Hij wilde ons graag individueel spreken en vroeg of we allemaal even beneden wilde wachten. Ik stond op, liep naar beneden en ging op de bank zitten omdat ik bang was dat mijn benen het zouden begeven door de zenuwen. Een voor een werden er mensen binnengeroepen en elke keer hoopte ik ergens dat ik het zou zijn maar ergens ook weer niet. Nu had ik nog geen afwijzing gehad, over een paar minuten zou het zomaar kunnen zijn dat dit de eerste tegenslag zou zijn in mijn nieuwe stad.
Verschillende gedachten schoten door mijn hoofd heen. Wat nou als dit nu al een mislukking zou zijn? Op mijn tweede dag in mijn nieuwe stad zou dat zwaar klote zijn. Het zou ervoor zorgen dat er weer een deeltje in mij zou opgeven en dat mocht niet gebeuren. Te veel deeltjes hadden al opgegeven, te veel deeltjes in mij zeiden dat het nooit meer goed zou komen ondanks de nieuwe start. Er waren deeltjes in mij die zeiden dat ik al te veel beschadigd was om überhaupt nog een leuk en ‘normaal’ leven te hebben. Gelukkig waren het tot nu toe altijd de deeltjes die zeiden dat het wel goed zou kunnen komen die de overhand namen. Maar ik was bang voor tegenslagen, bang dat ik als een takje zou breken onder het gewicht van de negativiteit. Als plaaggeesten schoten al deze gedachten door mij heen toen ik eindelijk mijn naam hoorde en ik naar boven mocht komen voor het verlossende antwoord.