Met moeite kwam ik de trap op, mijn benen leken ineens al hun kracht verloren te hebben. Verschillende dingen schoten door mijn hoofd heen. Flitsen van het verleden kwamen dusdanig vervelend naar boven dat het even leek alsof zij me helemaal in beslag namen. Ik kon me niet voorstellen dat de anderen de stress niet van mijn gezicht zouden kunnen aflezen en dat feit maakte het eigenlijk nog erger. De eeuwige twijfels vraten aan mijn vertrouwen in mijzelf. Ik maakte mezelf wijs dat ik het toch niet zou kunnen, dat ze er niks aan zouden hebben om mij aan te nemen. Wie wilde nou zo’n gebroken vogeltje in dienst? Een vogeltje die niet eens wist hoe zij zichzelf kon helen. Hoe kon ik als ik zo opgevreten werd door twijfels en onzekerheden dit soort werk doen? Waarbij je volledig uit je veilige bubbel moest komen en abonnementen aan mensen moet verkopen. Op de een of andere manier lukte het me wel om mezelf de trap op te slepen. Nog een paar stappen en ik zou de ruimte weer binnenstappen waar we de sollicitatie hadden. Mijn hart bonsde in mijn keel en het kostte me moeite om normaal adem te kunnen halen door de zenuwen. Ik perste een glimlach op mijn gezicht toen ik binnenliep en wachtte het verlossende antwoord af.
“We mogen je feliciteren.”
Ik knipperde even met mijn ogen, zocht naar de juiste woorden. Even dacht ik dat ze een grap zouden uithalen, dat ze het zouden aanvullen met; “Haha, tuurlijk niet wat denk je nou zelf? Dat we hier iemand zoals jij willen hebben?!” Maar dat kwam niet, ik zag een oprechte glimlach op zijn gezicht. Alsof er een oerknal ontstond in mijn lichaam verspreidde zich overal vlinders. De cocons die in de tijdenlang bevroren geweest waren, waren ineens ontpopt tot duizenden vlinders.
De woorden leken allemaal verdwenen te zijn en pas na een seconde wist ik ‘dankjewel’ stamelend uit te brengen.
“Het rollenspel doen we toch niet vandaag, dus dat komt wel met de projecttraining. We gaan jou in de straatpoule plaatsen dus dan sta je in het centrum van verschillende steden voor het project.”
Stiekem was ik onwijs blij dat ik geen rollenspel hoefde te doen. Het idee alleen al van een extra rollenspel zorgde ervoor dat de buikpijn op kwam zetten. Ik wilde nog extra kunnen genieten van de vlinders in mijn buik en zo’n rollenspel zou sowieso roet in het eten gegooid hebben. Wat meer ontspannen antwoordde ik dat ik er super veel zin in had.
“Kan jij deze donderdag al bij de projecttraining zijn? En dan zaterdag de eerste werkdag?”
“Ja dat kan!”
Het was vandaag maandag, nog een paar dagen en ik zou de projecttraining doen en dan zaterdag mijn eerste werkdag al hebben. Ik voelde me gelukkiger dan ooit tevoren. De achtbaan was aan het afremmen, was misschien al wel gestopt. Ik durfde nog steeds niet te hopen op dat dit eindelijk het einde van alle ellende zou zijn maar ergens kreeg ik stiekem weer vlagen van hoop.
Ik nam afscheid en liep weer de deur uit. De trap die voor dit antwoord zo immens hoog had geleken, was nu geen enkel probleem meer. Met opgeheven hoofd zei ik iedereen gedag voordat ik het gebouw verliet. Ik voelde dat ik straalde, dat mijn ogen vonkelde en dat mijn benen minder zwaar waren dan normaal.
Zwervend door de stad kwam er een heel nieuw gevoel binnen. Een gevoel waarvan ik altijd hoopte dat het ooit zou komen, maar waar ik heel erg over getwijfeld had. De zachte wind streelde mijn huid, het zonnetje verwarmde mijn lichaam en de mensen om mij heen leken mij niet op te merken. Ik ging zitten op een bankje in het park en daar nam het gevoel me volledig in beslag. Opnieuw voelde ik de tranen branden in mijn ogen, kwam de brok in mijn keel mij weer plagen en opnieuw was het resultaat dat de sluizen weer opengingen.
Ik voelde eindelijk de bevestiging dat het goed was dat ik niet opgegeven had. Dat ik niet bezweken was onder de druk van de achtbaan. En na al die tijd kon ik eindelijk een beetje trots zijn op mezelf. Trots op het feit dat ik er nog was.