Ze hoorde mij nog niet, ik was nog te ver weg. Ik ging nog iets harder fietsen. Ik riep nog een keer maar ik was nog steeds te ver weg. De bomen langs het fietspad schoten steeds sneller voorbij. Ik werd bij elke trap iets zenuwachtiger en ik kon alleen maar hopen op het beste. Ik zag Julia net de hoek om gaan en ze was even uit beeld. Ik ging nog sneller fietsen en lichtelijk buiten adem riep ik haar nog een keer. Dit keer hoorde ze mij wel en ze draaide zich om.
“Hee Isa, hoe is het?”
Vol verbazing dat ze niet meteen over de roddels begon antwoordde ik dat ik me weleens beter gevoeld had. Ik was gespannen voor wat er nog zou gaan komen. Ik hoopte met alles wat ik in mij had dat zij in mijn team zou zitten en dat er niks veranderd zou zijn tussen ons. Maar ik had toch een bepaald stemmetje in mijn hoofd zitten dat het niet kon dat het niet anders was. Door alle opmerkingen van iedereen, zelfs van de mensen waar ik het nooit van had verwacht, kon ik het eigenlijk niet meer geloven dat het tussen ons niet veranderd zou zijn. Al die mensen die niet meer met mij om wilden gaan. Alle deeltjes die ik al kwijt was geraakt van mezelf begonnen steeds meer mijn manier van denken te beïnvloeden. Ik vond het steeds ‘logischer’ dat mensen zo gemeen waren tegen mij. Ik begon steeds meer aan mezelf te twijfelen en ook van mezelf te walgen. Ik had steeds meer het idee dat iedereen gelijk had over mij.
“Ja snap ik mop. Ziek kut wat er gezegd wordt. Trieste personen allemaal.”
“Ja ze maken het me niet makkelijk.”
“Hoe erg is het?”
“Heel erg.”
“Ah schat toch. Het komt goed.”
“Ik hoop het.”
Ik keek haar aan met tranen in mijn ogen en ik besefte dat ook zij in mijn team zat. Thank god, ik was haar niet kwijt. Ik kon wel janken zo opgelucht was ik. Even fietsten we naast elkaar en vochten we samen tegen de harde wind die we tegen hadden. We moesten een brug over en dat ging best steil omhoog. Nadat we de wind getrotseerd hadden en over de brug heen waren keek Julia mij even aan.
“Weet je Isa, we gaan morgen iets leuks doen. Gewoon even afleiding en een gezellig dagje hebben.”
Dat klonk als muziek in mijn oren. Voor het eerst die dag kreeg ik weer een glimlach op mijn gezicht. Ik was zo ontzettend blij met Julia. Er kwam weer even een fijn gevoel binnen, ik had weer even het warme gevoel van hoop.
“Dat lijkt me een goed plan! Wat wil je gaan doen?”
“Laten we gaan shoppen. Gewoon lekker op de fiets naar de stad en een beetje winkelen en lekker eten.”
“Top idee, doen we! Dankjewel schat.”
“Dankjewel voor wat?”
“Dat jouw gezicht niet veranderd is.”
Ze keek me een beetje verbaasd aan en vroeg wat ik daarmee bedoelde. Ik begon te lachen toen ik me besefte hoe raar dat moest klinken voor haar. Ik moest echt lachen, hard lachen. Een bepaalde ontlading kwam vrij en voor een paar minuten kon ik niet stoppen met lachen.
“Ik bedoelde te zeggen, dat ik blij ben dat er tussen ons niks is veranderd.”