De wekker ging. Met buikpijn en heel veel tegenzin stond ik uiteindelijk op om te gaan douchen. Ik moest weer naar school toe. Naar school toe gaan voelde als vrijwillig te gaan zwemmen met haaien zonder ijzeren kooi als bescherming. Ik werd voor mijn gevoel als voer voor de haaien gegooid. Ik kon het niet meer langer uitstellen en ik moest er echt aan geloven. Ontbijten was ook geen pretje, ik kreeg geen hap door mijn keel.
Het groepje waarmee ik altijd naar school toe fietste stond niet te wachten op de vaste plek. Ergens had ik dat al verwacht maar toch voelde ik een diepe steek in mijn hart. Ik stond er echt alleen voor op school. Met nog meer tegenzin begon ik toch, alleen, aan de halfuur durende fietstocht naar school toe. Hoe dichter ik bij school kwam hoe zenuwachtiger ik werd. Ik zat volledig in de stress en de buikpijn die eerder die ochtend vervelend was, werd nu bijna ondragelijk.
Toen ik het schoolplein op fietste keek ik constant om me heen. Op zoek naar de veranderde gezichten die mijn dag een hel zouden gaan maken. Ik was redelijk vroeg op school dus er waren nog niet heel veel mensen. Ik parkeerde mijn fiets en ik liep naar binnen toe. Ik had les op de tweede verdieping en ik liep rechtstreeks naar het lokaal toe. Het lokaal was al open dus ik kon alvast gaan zitten in de klas. Ik besloot dat ik helemaal achterin de hoek zou gaan zitten om zo onopvallend mogelijk te kunnen zijn.
De eerste mensen kwamen het lokaal in en mijn hart begon steeds sneller te kloppen. Angstig keek ik naar de mensen die één voor één binnenkwamen druppelen. Ik was op van de zenuwen toen de mensen binnen kwamen waar ik het meest bang voor was. De leraar was er nog niet en ik zette me al schrap voor de opmerkingen.
“Hee kankerhoertje, durf je weer op school te komen?”
“Geen vieze dingetjes doen he achterin de klas.”
Iedereen lachte.
Ik voelde tranen prikken achter mijn ogen en ik voelde me volledig verslagen. Vechtend tegen mijn tranen hoorde ik de leraar binnenkomen. Iedereen ging zitten en de opmerkingen waren gelukkig weer even gestopt. De les ging als een vlaag aan mij voorbij en ik had geen idee waar de les over ging. Af en toe zag ik dat mensen zich omdraaiden en naar mij keken. Mensen tikten elkaar aan, zeiden iets tegen elkaar, lachten en keken weer naar mij. Achterin de klas gaan zitten was het slechtste idee ooit. Ik wilde het niet zien, ik wilde het niet weten maar toch werd ik aangetrokken door de mensen die zich omdraaiden. Ik was geschokt van de gezichten die mij aankeken. Ze waren allemaal veranderd. Bij de meesten zag ik een bepaald soort afgrijzen, zij stonden ver boven mij op de sociale ladder. Het raakte me maar op een rare manier fascineerde het me ook. Het was fascinerend hoeveel er ineens kon veranderen. Van de ene op de andere dag was alles anders. Alles wat ik dacht te hebben en te kennen bestond in een klap niet meer.
Toen de bel ging en iedereen opstond om naar de volgende les te gaan bleef ik wachten totdat iedereen het lokaal uit was. Ik probeerde iedereen zo veel mogelijk te vermijden om opmerkingen te voorkomen.
De lessen daarna gingen op precies dezelfde manier. De ene opmerking was nog pijnlijker dan de andere. Het maakte niet uit of ik voorin de klas of achterin de klas zat, het was even kut. Als ik voorin zat voelde ik de ogen in mijn rug branden. De mensen achter mij maakten opmerkingen die net hard genoeg waren zodat ik ze kon horen en net zacht genoeg waren zodat de leraar het niet hoorde. Ik deed alsof ik het niet doorhad maar elke opmerking ging door merg en been heen. Ik ging door een hel in de klas en ik keek uit naar het einde van de dag. Ik wilde heel graag naar huis toe, weg van deze kloteschool.
De bel ging, het teken dat ik deze dag overleefd had. Eindelijk kon ik naar huis toe. Opgelucht dat deze dag eindelijk voorbij was liep ik zo snel mogelijk naar mijn fiets toe. Ik liep net de hoek om naar de fietsenrekken, toen ik dat vreselijke groepje uit mijn klas zag staan. Een moment twijfelde ik wat ik moest doen. Moest ik omdraaien? Via de andere kant naar mijn fiets lopen?