Ik moest al mijn kracht bij elkaar rapen om op te staan van de koude tegels. Ik voelde hoeveel moeite het mijn benen kostte om mijn gewicht te dragen. Stap voor stap liep ik langzaam weer naar mijn kamer toe. Het enige waar ik aan kon denken was het volgende rondje, hoeveel sneller zou dat gaan? Kon ik het nog wel aan of zou ik verpletterd worden door de kracht van de snelheid? Hoe lang zou ik het nog vol kunnen houden in deze verschrikkelijke achtbaan? Wilde ik het eigenlijk nog wel volhouden? Ik was bang dat ik het op een gegeven moment niet meer zou willen en zelf uit de achtbaan zou stappen. Ik werd langzamerhand zelf mijn ergste vijand. Koude rillingen liepen over mijn rug toen ik dat besefte. Ik wist dat ik even mijn gedachten moest verzetten dus stuurde ik Julia een berichtje.
“Hee schat, zal ik even langskomen?”
“Ja gezellig!”
“Top, ik kom eraan. Tot zo!”
Julia was mijn lichtje in de stroomstoring waarbij alles in een klap donker geworden was. Als ik bij haar was, zat ik in mijn veilige bubbel. Een bubbel waarin de monsters mij niet konden raken en waarin de achtbaan even langzamer leek te gaan. Ik belde aan en een paar tellen later deed zij vrolijk de deur open. Julia liep voor mij uit richting de woonkamer en we namen allebei onze vaste plek in op de bank.
Het was vreemd, een half uur daarvoor zat ik nog op de grond in de badkamer niet wetend hoe ik verder moest en nu zat ik naast Julia en deed ik alsof het prima ging met me. Diep in mijn hart wist ik dat het beter zou zijn als ik Julia zou vertellen hoe kut het allemaal was. Maar steeds als ik dat wilde doen hield iets mij tegen. Ik was heel bang dat ik daarmee mijn veilige bubbel kapot zou prikken. Dat het lichtje zou doven en ik zonder die bescherming door zou moeten gaan. Dat zou ik echt niet aankunnen, dus elke keer dat ik bij Julia was had ik een masker op. Ergens voelde ik me daardoor heel alleen en ook schuldig. Zij was degene die er voor mij was, die mij niet anders zag. En juist daardoor kon ik het haar niet vertellen. De angst hield mij in zijn greep.
“Julia, wil je ook wat drinken?”
“Ja graag!”
“Top, wil je dan ook wat voor mij meenemen?”
“Oh jij bent echt zo erg hè Isa? Maar is goed ik loop wel weer.”
Met moeite toverde ik een grijns op mijn gezicht. Ze rolde even met haar ogen maar stond toen toch op om drinken te gaan pakken. Deze momenten koesterde ik, de momenten die niet veranderd waren. Zo ging het altijd al, ook voor alle ellende. Ik moest mijn geluksmomentjes zoeken in de kleinste dingen zodat er zelfs op de donkerste dagen een lichtpuntje kon zijn. Huppelend was Julia onderweg om drinken voor ons te pakken. Vanuit de keuken hoorde ik haar roepen.
“Wil je trouwens cola of ice tea?”
“Doe maar ice tea!”
En daar kwam ze weer terug gehuppeld, dit keer met twee blikjes ice tea in haar handen. Ik pakte het blikje aan en op de achtergrond hoorde ik het programma dat we aan het kijken waren. Het ging over een onderzoek naar een moord. Ik keek naar de tv alsof ik gefascineerd het programma volgde maar ondertussen namen mijn gedachten mij weer volledig in beslag. Het mantra van eerder die dag kwam weer irritant vaak naar boven. Mensen waren klaar met mij, ze schaamden zich voor mij. Het leek in mijn hoofd niet meer om één persoon te gaan, het was alsof de hele wereld zo over mij dacht.
“Ik heb zin om wat te gaan doen.”
“Wat dan?”
“Ja weet ik niet zo goed.”
“Haha Isa, dat heb jij altijd.”
“Ja I know. Maar ik heb echt zin om wat te gaan doen.”
“Ja bedenk even wat je wilt doen dan.”
Ik zat na te denken maar eigenlijk wist ik niet wat ik wilde gaan doen. Dit was ook een gesprek dat we bijna altijd hadden als we samen waren. Ik had altijd zin om iets te doen, maar ik had nooit een idee wat ik dan wilde gaan doen. Het resultaat was bijna altijd hetzelfde; we bleven op de bank, onder een dekentje tv kijken. De moeder van Julia kwam thuis en vroeg of ik wilde blijven eten. Dat leek me wel een goed idee, nog even wat langer in mijn veilige bubbel blijven na deze vreselijke dag.
Uit dit soort middagen haalde ik mijn kracht om door te kunnen blijven gaan.